Nederland wist Suriname in 1975 tot onafhankelijkheid te bewegen. De
Antilliaanse eilanden bedankten keer op keer voor die opgelegde vrijheid. Zij hebben daartoe het volste recht en kunnen niet tegen hun wil uit het Koninkrijk worden gezet. Vanaf 1990 veranderde het Nederlandse beleid. De verhoudingen zijn uitgesproken koloniaal gebleven. Hoog tijd voor de eilandbewoners om te kiezen. Het Koninkrijk: blijven we erin of stappen we eruit?
Door Aart G. Broek | Opinie
Sinds die beleidsommezwaai heeft Nederland in toenemende mate bemoeienis met Aruba, Bonaire, Curaçao, Sint-Maarten, Sint-Eustatius en Saba gekregen. Los van de traditionele moederlandse taken als de uitgifte van het Nederlandse paspoort, buitenlandse betrekkingen en defensie, geldt de toegenomen betrokkenheid ongetwijfeld in bestuurlijk, financieel, justitieel en politioneel opzicht. Inderdaad, Nederland bemoeit zich er flink tegenaan.
Aanmodderen
Het wetsdocument dat de onderlinge verhoudingen binnen het Koninkrijk formeel regelt, is het Statuut. Dit torent boven de grondwet van de respectieve landen binnen het Koninkrijk uit. Het werd in december 1954 ondertekend en regelmatig bijgesteld, het meest recentelijk op 10 oktober 2010. Sindsdien bestaat het Koninkrijk der Nederlanden uit vier ‘landen’, te weten Aruba, Sint-Maarten, Curaçao en Nederland, terwijl de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (BES) als ‘openbaar lichaam’ aan Nederland zijn toegevoegd en de benaming Caribisch Nederland kregen.
Ter toelichting worden de BES-eilanden wel als ‘een soort gemeenten’ gekarakteriseerd. Maar de eilanden zijn dat niet: ze hebben veel minder te vertellen dan willekeurig welke gemeente in Nederland. De vereisten die aan eilandelijke bestuurders worden gesteld zijn scherper dan voor gemeentelijke bestuurders en de mogelijkheden om van Nederlandse zijde op eilandelijk niveau bij te sturen en in te grijpen, zijn flink groter dan bij gemeenten.
Ook Aruba, Sint-Maarten en Curaçao zijn praktisch gesproken geen ‘landen’ in de staatkundige zin, al was het maar omdat enkele essentiële zaken niet door die landen ingevuld kunnen worden: de eerder genoemde moederlandse taken. We noemen de eilanden ‘autonoom’, maar ook dat zijn ze in vele opzichten absoluut niet en dat zijn ze steeds minder geworden.
De problemen rijzen de pan uit en zijn hoewel het een autonome taak betreft niet zelfstandig het hoofd te bieden. Dagelijks wordt dit onvermogen om aan autonomie daadwerkelijk invulling te geven geïllustreerd door ontoereikende criminaliteitsbestrijding, overrompelende milieuproblematiek, gemankeerd onderwijs, onduldbare (inter-eilandelijke) infrastructuur, falende handhaving mensenrechten, uitzonderlijke gewelddadigheden, belabberde ambtelijke dienstverlening, haperende kinderbescherming, hoge werkloosheid, frauduleus bestuur, behoeftige gezondheidszorg en onbeheersbare overheidsfinanciën in de eilandelijke samenlevingen.
Tweederangs
Het Statuut kwam tot stand juist om onderscheid mogelijk te maken. In de praktijk van alledag maakt het de bewoners van de eilanden tweederangs burgers van het Koninkrijk. Dat werd onlangs nog eens in het proefschrift ‘Morganatisch burgerschap’ van Gohar Karapetian onderstreept. Het betreft overigens een keuze die de eilanders dan wel hun voorvaderen ooit, meer of minder bewust, zelf maakten.
In de status van ‘openbaar lichaam’ en bovenal die van ‘autonoom land’ is het slecht toeven, omdat het in de praktijk steevast een afwachten is wat Nederland wel of juist niet zal gaan doen. Afwachten óf en hóe Nederland ingrijpt wanneer eilandelijke overheidsbedrijven, de inlichtingendienst en de Centrale Bank in handen dreigen te vallen van malafide partijen; wanneer de bestuurders bij het opstellen van de eilandelijke begrotingen de realiteit volledig uit het oog verliezen; om het verval van het cultureel erfgoed te keren; wanneer onderwijs, ziekenzorg en inter-eilandelijke infrastructuur door het ontbreken van noemenswaardig beleid ineenstorten; wanneer de luchten watervervuiling aantoonbaar doden veroorzaken; wanneer vluchtelingen van nabij en een virus vanuit verre oorden de eilanden overrompelen; enzovoorts.
Gunst
Het Statuut spreekt van gelijkwaardigheid, zelfstandigheid en wederkerigheid voor de landen. Dat klinkt menigeen als muziek in de oren, maar ontegenzeglijk worden die verhoudingen feitelijk beheerst door een uitgesproken koloniaal element: gunst. De Caribische eilanden zijn bedelende horigen van Nederland. Dit wordt niet opgelost hoe gezaghebbend de heren ook die dit zeggen door ‘veel méér wederzijds vertrouwen’ (Gert Oostindie), ‘een constructieve houding ten opzichte van elkaar’ (Gilbert Wawoe), ‘verbondenheid als uitgangspunt’ (Ernst Hirsch Ballin), ‘gemeenschappelijkheid’ (Jaime Saleh, Pieter van Vollenhoven), en onlangs nog ‘opnieuw investeren in lang verwaarloosde banden’ (Paul Comenencia).
Aan de Koninkrijksrelaties ontbreekt een deugdelijk uitgewerkt en transparant stelsel van rechten en plichten, alsmede onvermijdelijk een deugdzame geschillenregeling. Grondig uitgewerkte rechtsregels ordenen de onderlinge verwachtingen en voorkómen zodoende conflicten. Belangwekkender nog is dat recht en het handhaven ervan het onderling vertrouwen tussen mensen in een samenleving versterken. Dit is nu precies wat gunsten niet doen. Een samenleven gebaseerd op gunstverlening voedt het onderlinge wantrouwen en (ver)hindert zodoende het samenwerken.
De geschiedenis van de eilandelijke samenlevingen én van het Koninkrijk van de afgelopen vijfenzeventig jaar laten dit onverholen zien. Het door gunsten gestuurde samenleven versterkt aan de zijde van de onderliggende partij het optrekken van façades, het zich onttrekken aan verantwoordelijkheden, het aannemen van de slachtofferrol, gevoelens van minderwaardigheid. Kortom, Nederland beschaamt de eilandelijke bewoners.
Die vernederingen zijn dikwijls verpakt met de beste bedoelingen. Desalniettemin doen de eilandelijke samenlevingen in koninkrijksverband aanhoudend schaamte-ervaringen op.
Nederlanderschap
Het verminderen en uiteindelijk opheffen van de schaamtevolle gunstrelatie begint bij het vaststellen van een gemeenschappelijk doel. De vraag dient beantwoord te worden: waartoe zijn wij in het Koninkrijk der Nederlanden? De staatkundige structuur vormt geen doel op zich. Die structuur is uitsluitend een middel om specifieke doelen te realiseren. Het eerste doel is de invoering van een en hetzelfde Nederlanderschap voor alle burgers van het Koninkrijk. Dit onderstreept niet alleen de staatkundige eenheid en onze veelzijdige verbondenheid, maar bovenal onze gedeelde rechtsstaat en democratie. Het Statuut houdt de scheiding van eerst een tweederangs burgers binnen het Koninkrijk in stand. Alle varianten bestendigen die tweedeling.
Onverbrekelijk samenhangend met het eerste is het tweede doel, in casu het aanvaarden in het gehele Koninkrijk van één norm voor het niveau van de maatschappelijke voorzieningen, waaronder uiteenlopende velden van overheidszorg als de rechtshandhaving, openbare financiën, bestuurlijke integriteit, onderwijs, milieu, sociale woningbouw en gezondheidszorg.
Als gelijk welzijn en gelijke welvaart voor alle rijksgenoten daadwerkelijk het hoofddoel van het samenleven in het Koninkrijk is, dan ligt het voor de hand om voor de bestuurlijke constructie te kiezen, waarbij de eilanden gemeenten en tezamen een provincie worden. Onderkend moet worden dat uitsluitend met de volledige integratie van de eilanden in Nederlands verband het verlangde westerse welzijns- en welvaartsniveau en de daarop afgestemde financiële middelen gegarandeerd kunnen worden.
Met deze constructie van integratie wordt de door gunst geteisterde relatie ontmanteld, daar het aan beide zijden niet alleen duidelijk is wat geëist kan worden, maar ook ongetwijfeld niet minder van belang wat de verplichtingen zijn. Beide partijen kunnen dan eindelijk, zonder schaamteen (eventuele) schuldgevoelens, elkaar als gelijkwaardige partners tegemoet treden.
Integratie maakt van de vele problemen stoutmoedige oplossingen en realiseerbare idealen voor een vitaal samenleven in het Koninkrijk.
Erin of eruit
Er dient een keuze gemaakt te worden. Erin of eruit? Of je wordt onafhankelijk en treedt als Suriname de eigen toekomst tegemoet inclusief een agressief opdringend Venezuela, een expansief en neokoloniaal China en een genadeloze Latijns-Amerikaanse maffia. Of je wenst je een Koninkrijk zónder koloniale gunstverhoudingen en mét een volwaardig meedraaien in een democratisch bestel.
We moeten van koers veranderen. Het roer moet worden omgegooid. Overstag. Krachtdadig en doelgericht koers zetten naar een en hetzelfde Nederlanderschap. Het is de enige nog resterende mogelijkheid om af te rekenen met de koloniale verhoudingen binnen het huidige Koninkrijk.
De bestuurlijke slagkracht om intern, regionaal en wereldwijd te opereren is in de Caribische ‘landen’ Aruba, Sint Maarten en Curaçao structureel ten enen male te gering om alle complexe vraagstukken het hoofd te bieden. Het resultaat is permanente frustraties, agressie en weerstand. De ‘landen’ willen autonomie, maar ontvangen ‘samenwerking’ die synoniem is geworden aan Nederlandse voogdijschap.
Diepe frustraties overheersen ook op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Het Nederlandse bestuur heeft verzuimd om de openbare lichamen om te zetten in daadwerkelijke Nederlandse gemeenten. De BES-eilanden beschikken dan ook niet over de rechten, plichten en financiering noch over de invloed en zeggenschap zoals Nederlandse gemeenten die kennen. Zij hangen er maar een beetje bij.
Deze schaamtevolle constructie leidt tot een eindeloze reeks wederzijdse frictie, boosheid en tot tegenwerking. Het Statuut heeft de beloofde gelijkwaardigheid, zelfstandigheid en wederkerigheid nooit waargemaakt.
Er resteert praktisch en constitutioneel dan ook nog maar één optie. Schaf het Statuut af en vorm de Nederlandse Grondwet om tot de Koninkrijksgrondwet. Maak van de Caribische eilanden één provincie en zes gemeenten naar Nederlands model.
Dit behoeft geen van de partijen te beangstigen, zolang deze onafwendbare ontwikkeling met wederzijdse zorg verder wordt voorbereid en begeleid. Tijd voor een denktank en een nieuwe rondetafelconferentie waar we politiek bestuurders vooralsnog buiten laten.
Aart G. Broek (1954) is een Nederlands socioloog en letterkundige, gespecialiseerd in het Caraïbisch gebied, en dan met name de eilanden in het Koninkrijk.
Deze bijdrage stond eerder in het Antilliaans Dagblad