Saba en Nederland winnen Elsa Shipping zaak

Saba en Nederland winnen Elsa Shipping zaak
De MY Elsa in maart 2017. Bron: Openbaar Lichaam Saba.

THE BOTTOM – Afgelopen woensdag wezen drie  team handel en haven van de Rechtbank van Rotterdam alle vorderingen van Elsa Shipping af. Ze bepaalden hierbij dat het Openbaar Lichaam Saba en Nederland niet verantwoordelijk waren voor het gestrande schip MY Elsa. 

Vorderingen

Elsa Shipping sleepte het Openbaar Lichaam Saba, de Saba Conservation Foundation en de Nederlandse Staat voor de rechter. Volgens het vrachtbedrijf waren zij namelijk alle drie verantwoordelijk voor de stranding van plezierjacht MY Elsa. 

De stranding zou volgens de eisers zijn veroorzaakt door een gebrekkige afmeerinstallatie. Nederland zou aansprakelijk zijn als vaarwegbeheerder, Openbaar Lichaam Saba als eigenaar van de afmeerinstallatie en de Saba Conservation Foundation als werkgever van de persoon die de crew van het schip de instructie gaf om daar aan te meren. In totaal eiste het bedrijf € 8.361,52, £ 5.971,72 en $ 7.090.925,63 en vergoeding van legale kosten. 

Verweer

Landsadvocaat Edward Brans representeerde de drie gedaagden gezamenlijk. Hij werkte daarvoor nauw samen met Gerald Simmons-de Jong, de bestuursjurist van Saba. Zij vroegen de rechters om de vorderingen af te wijzen. 

Volgens de verwerende partijen was de afmeerinstallatie niet verantwoordelijk voor de stranding van het schip. Zij stelden dat het schip strandde omdat de Elsa MY een gebrekkig wachtsysteem had en haar crew het volume van het alarmsysteem uitschakelde. Volgens hen was deze combinatie “desastreus, vooral in een open en veranderlijk zeegebied zoals rondom Saba, op meer dan 350 meter van de kust,” aldus het vonnis. Daarnaast was de Staat geen eigenaar van de afmeerinstallatie en ontbrak er een causaal verband tussen het handelen of nalaten van de drie gedaagden en de schade. 

Conclusie

De rechters bepaalden dat de afmeerinstallatie geen opstal was. Dit betekent dat het niet permanent met de grond verenigd was, het anker van de afmeerinstallatie lag immers los op de zeebodem. De installatie was twee maanden voor de stranding geïnstalleerd. Volgens de rechtbank was de installatie “niet bestemd om voor langere tijd duurzaam ter plaatste  te blijven.” Het was bestemd om te drijven en zowel het anker als de ketting waren permanent aan de zeebodem bevestigd door middel van een gat of een betonnen blok. 

Ook concludeerden de rechtbank dat de verwerende partijen geen weet hadden van de risico’s van de afmeerinstallatie. Er was geen bewijs dat de installatie gebrekkig was en dat de gedaagden hier verantwoordelijk voor waren. 

Het expertonderzoek van Cunningham Lindsey Dutch Caribbean kwam tot dezelfde conclusie: de afmeerinstallatie voldeed aan de vereisten, maar was niet op een goede manier geïnstalleerd. Daardoor lag het te dichtbij de rotsen, waardoor de lijn sleet en uiteindelijk brak. Openbaar Lichaam Saba had volgens het rapport geen reden om de installatie in twijfel te trekken en is het is daarom niet aan de verweerders te wijten.

Samenwerking

Volgens Simmons-de Jong is deze zaak een ander voorbeeld van een goede samenwerking tussen verschillende afdelingen in Den Haag en Saba. “Zowel het ministerie van binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties als het ministerie van infrastructuur en waterstaat toonden goot vertrouwen en begrip voor de lokale omstandigheden op Saba en we werkten goed samen om de zaak zo goed mogelijk te presenteren aan de rechters”, zei hij. 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven