ROTTERDAM – ‘Sinds de inwerkingtreding van de nieuwe constitutionele verhoudingen in het Koninkrijk is er meer aandacht geweest voor goed bestuur en interventies, terwijl de gouverneurs van de Caribisch Nederland in een moeilijke positie zijn terechtgekomen. Bij dit alles is de Koninkrijksregering niet altijd even tactvol geweest.’
Dat zijn enkele van de conclusies van advocaat en docent Dr. Aubrich Bakhuis in zijn proefschrift “Autonomie, supervisie en interventie in de Caribische landen van het Koninkrijk“, waarmee hij afgelopen vrijdag promoveerde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Voor een groot aantal gasten verdedigde Bakhuis zijn proefschrift en beantwoordde hij complexe vragen van de commissie, waaronder professoren Ernst Hirsch Ballin, Arjan van Rijn, Gerhard Hoogers, Frank Kunneman, Lodewijk Rogier en Flora Goudappel.
Het was een lange weg voor Bakhuis, die in 2011 aan zijn promotie begon en ondertussen zijn baan als advocaat bij advocatenkantoor VanEps Kunneman VanDoorne op Curaçao behield.
Instrumenten
Bakhuis gaat in zijn proefschrift uitgebreid in op de belangrijkste toezicht- en interventie-instrumenten van het Koninkrijk. Hij beoordeelde tussen 2012 en 2019 acht interventiegevallen.
De instrumenten die de Rijksoverheid heeft, zijn op basis van het Handvest grotendeels gebaseerd op de bevoegdheid van de Nederlandse overheid om toezicht te houden op de provincies en gemeenten in Nederland, zoals de bevoegdheid tot nietigverklaring van een besluit of instructie geven, evenals het negeren van taakregulering.
Maar er zijn enkele verschillen. In de Caribische landen hebben de gouverneurs specifieke taken bij de uitvoering van de wetten van het Koninkrijk. De landen staan onder financieel toezicht en door de Rijkswet Financieel Toezicht is het begrotingsrecht van de landen een Koninkrijksaangelegenheid geworden.
Cruciale rol
De gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten spelen een cruciale rol bij de uitvoering van de rijkswetten en het veiligstellen van goed bestuur. Maatregelen van de gouverneurs, waaronder de weigering om een landsbesluit te ondertekenen en het voorleggen van een ontwerpregeling naar Den Haag voor vernietiging door de Rijksministerraad, kunnen ‘ingrijpende maatregelen’ voorkomen die diep ingrijpen in de autonomie van de eilanden. “Artikel 15 van de Regulering van de Gouverneur is niet bedoeld voor interventies in de regering van de Caribisch Nederlandse lande”, aldus de promovendus.
Die autonomie, concludeerde Bakhuis, zou in ieder geval uit drie dingen moeten bestaan: het actieve en passieve stemrecht voor het parlement, financiële autonomie en de regie over eigen zaken.
“Autonomie is een geweldig goed. Maar het is ook al jaren een bron van veel discussie en een hot topic. Autonomie komt erop neer dat u de baas bent in uw eigen huis, met uw eigen parlement, uw eigen onafhankelijk functionerende regering, met uw eigen grondwet. Bij die vrijheid hoort ook een grote verantwoordelijkheid. Je moet rekening houden met de grotere entiteit als je er deel van uitmaakt.”
De positie van de Gouverneur kan naar het oordeel van Bakhuis worden geschaad als hij of zij wordt ingezet in de Rijksgarantiefunctie. “Dit geldt vooral voor de instructies die aan de gouverneur zijn gegeven. En hoewel de interventie in sommige gevallen juist bleek te zijn, rechtvaardigt het doel niet alle middelen.”
Geschillenregeling
Volgens Bakhuis blijft het gebruik van ‘uitvoeringstoezicht en -interventie’ op de Caribische eilanden problematisch en een bron van discussie zolang er voor de overzeese landen geen mogelijkheid is om hun meningsverschil met de Rijksoverheid aan een onafhankelijke instantie voor te leggen.
Idealiter zou dit orgaan een bindende uitspraak moeten zijn, geen uitspraak waar de Rijksministerraad van kan afwijken, zoals in het huidige wetsvoorstel tot instelling van een Geschillenregeling Koninkrijk.
Bakhuis herhaalde dat bij de afkondiging van het Koninkrijksstatuut in 1954 de autonomie voorop stond, terwijl ingrijpen en de garantiefunctie door de Rijksoverheid als een laatste redmiddel werd beschouwd, een ‘ultieme remedie’.
Garantiefunctie
“In de Caraïbische landen is de afgelopen tien jaar een aantal keer ingegrepen door middel van lichtere en zwaardere maatregelen om goed bestuur te behouden. Of dit terecht was of niet, het gaat er uiteindelijk om of de Rijksoverheid zich bij de uitvoering van de garantiefunctie aan de spelregels houdt. En dat is niet altijd voldoende duidelijk geweest.”
De Caribische landen voelen zich terecht onterecht behandeld als ze overruled worden in de Rijksministerraad vanwege de minderheidspositie die ze daar bekleden.
Koninkrijkswet
Bakhuis komt in zijn proefschrift tot de conclusie dat het tijdelijk “opwaarderen” van verantwoordelijkheden of het gezag van een Caribisch land tot het Koninkrijksniveau in de praktijk leidt tot permanent toezicht door de Rijksoverheid.
Ook naar zijn mening moet consensus tussen de Koninkrijkspartners in een overeenkomst worden vastgelegd, en niet in een Koninkrijkswet zonder horizonclausule met een krachtig gezag voor de Koninkrijksregering.
Verder maakt het financieel beheer van de Curaçaose regering geen onderdeel uit van het toetsingskader van de Rijkswet Financieel Toezicht en is dit als zodanig geen gerechtvaardigde reden om het financieel toezicht te verlengen.
Bakhuis is positief over de beslissing van de regering van Sint-Maarten om een constitutioneel hof op te richten in het licht van het constitutionele proces dat ertoe leidt dat Sint-Maarten in 2010 de status van land kreeg. Hij zegt zelfs dat de doorlichting van alle formele wetten aan de Grondwet in alle landen van het Koninkrijk mogelijk moet zijn. Alleen Sint-Maarten heeft een Grondwettelijk Hof.
Dit artikel is gebaseerd op het krantenartikel Surge in interventions by The Hague after 2010 in de Daily Herald van 10 maart 2020.